Hoe is het met… Floor van Duijn Jr.?
In de jaren 80 en 90 was hij vele jaren van grote waarde voor Quick Boys. Als linkermiddenvelder werd hij tweemaal zaterdagkampioen en eenmaal algeheel amateurkampioen. We hebben het natuurlijk over Floor van Duijn Jr. (51). Een gesprek over zijn verleden bij Quick Boys, zijn huidige leven en zijn verwachtingen van Quick Boys 1 in de Derde Divisie.
Floor, voor de jongere lezers: waar kennen we jou van?
“Ik ben in het seizoen 1982-1983 gestart bij Quick Boys, en speelde mijn laatste wedstrijd voor deze club in mei 1996. In die tijd heb ik zo’n 320 competitieduels gespeeld. Mijn positie was links op het middenveld. Ik kan me niet heugen dat ik ooit op een andere positie heb gespeeld. In de tijd dat ik bij Quick Boys speelde werden we tweemaal zaterdagkampioen en eenmaal algeheel amateurkampioen. Ik heb hier een gouden tijd meegemaakt! Mijn carrière sloot ik af bij Ter Leede.”
Wat is in al die jaren het mooiste moment geweest bij Quick Boys?
“Er zijn vele mooie momenten geweest. Uiteraard de kampioenswedstrijden, en dan vooral de eerste tegen Urk (seizoen 1990-1991, red.) en de bijbehorende ontlading tijdens de bordeshuldiging op het gemeentehuis. Maar ook het jaar daarna, toen ik op een dinsdagavond tegen DOVO om het zaterdagkampioenschap twee keer met het hoofd scoorde, terwijl ik helemaal niet kon koppen! Daarnaast zijn de bekerwedstrijd tegen NEC in het Goffert-stadion (in 1983, het werd 0-0, de replay werd met 2-4 verloren, red.) en de ouderwetse derby’s tegen Rijnsburgse Boys en Katwijk me bijgebleven. De saamhorigheid in de selectie vond ik ook mooi, met als hoogtepunten tripjes naar Zandvoort en de skivakanties.
Tot slot staan de wedstrijden tegen het Nederlands Elftal in 1985 en 1994 me nog helder voor de geest, toen we voor ca. 10.000 toeschouwers speelden tegen spelers als Ruud Gullit, Frank Rijkaard, Ronald Koeman en Marco van Basten. Een unieke ervaring!”
Volg je Quick Boys tegenwoordig nog?
“Tijdens thuiswedstrijden zit ik regelmatig met mijn vader en andere oudgedienden op de tribune. Het is mooi om nog supporters te zien die er ook al zaten toen wij er nog voetbalden (vader Floor van Duijn Sr. speelde ook jarenlang voor Quick Boys, red.). Uiteraard was ik bij het afgelopen kampioenschap bij de huldiging, en ik ben onlangs nog op de verjaardagsparty van Theo Bleij (de materiaalman van Quick Boys werd recent 60 jaar, red.) geweest.”
Hoe kijk je naar het Quick Boys van nu in verhouding tot de tijd dat jij hier voetbalde?
“Dat is niet te vergelijken. Ik kwam destijds in een team wat alleen uit Katwijkse jongens bestond. Ik werd hier toen erg goed opgevangen. Na afloop van de wedstrijd dronken we altijd een biertje in de kantine, met supporters van de tegenpartij erbij. Destijds was er nog geen sponsorhome. Voor nu is dat helaas niet meer haalbaar.
Daarnaast kregen wij voor het hele seizoen één paar voetbalschoenen van Haasnoot, daar moesten we het mee doen. Tegenwoordig krijgt een speler wel iets meer dan dat. Ook speelden wij jarenlang met dezelfde voetballers, terwijl er heden ten dage meer mutaties zijn en alles veel professioneler is geworden. Kijk bijvoorbeeld ook naar de staf: wij moesten het doen met één trainer en één begeleider, nu is er veel meer staf omheen dat zich met het eerste bezighoudt.”
Voor het eerst is Quick Boys actief in de Derde Divisie, de voormalige Topklasse. Wat zijn je verwachtingen voor dit seizoen?
“Het team is inmiddels een aantal wedstrijden onderweg. Op basis van wat ik tot nu toe heb gezien, verwacht ik dat ze net boven de middenmoot kunnen meedraaien.”
Doe je tegenwoordig nog iets in het voetbal?
“Na mijn tijd bij Quick Boys ben ik een aantal jaren jeugdtrainer geweest bij Valken’68. Ik woon in Valkenburg, en mijn zoons spelen daar ook. Tegenwoordig fluit ik wekelijks een wedstrijdje en assisteer ik de trainer van de B1.”
Enige tijd geleden noemde voormalig trainer Hans van der Zee jou als speler die hem het meest was bijgebleven. Welke trainer of speler staat jou nog vers in het geheugen van die tijd?
“Qua spelers vind ik het lastig om er specifiek één te benoemen. Ik heb hier zoveel jaren gespeeld… Mart van der Plas was destijds een topspits. Omdat we toen lang met hetzelfde team speelden was er veel automatisme in het elftal. Met Fred Kanbier en Hans van der Plas heb ik lange tijd aan de beruchte linkerkant gespeeld. Wij voelden elkaar blindelings aan en waren niet te verdedigen.
Met de meeste trainers die ik heb meegemaakt had ik een goede relatie. Hans is er daar één van. Onder hem gingen we drie in plaats van twee keer trainen en was er veel meer aandacht voor positiespel en techniektraining. Spelers werden daar echt beter van. Melbi Raboen kwam toen er meer spelers van buitenaf bij kwamen. Hij bracht ons veel extra’s bij qua flair en wedstrijdmentaliteit. Arjen van der Werf nam het stokje van hem over en zorgde er door zijn sociale en spontane invulling van het trainersschap voor dat we eindelijk kampioen werden.”