SERIE | De andere helden van Quick Boys: Johan van der Zwan (37)
Sinds enkele weken wordt er niet meer gevoetbald in Nederland. Ook op sportpark Nieuw Zuid liggen de ballen in het hok en is het stil op de velden. Toch is het er voor sommige leden van onze club de afgelopen tijd niet rustiger op geworden: zij zijn op een of andere manier betrokken bij de bestrijding van het coronavirus, of hebben te maken met de gevolgen ervan. In deze serie spreken we met Quick Boyzers voor wie de coronacrisis een grote invloed heeft op hun werkzame leven. Met vandaag: Johan van der Zwan (37).
Al vele jaren is Johan lid van Quick Boys. Hij voetbalde er, was actief als jeugdleider en floot ook regelmatig een wedstrijd. Tegenwoordig is de in Rijnsburg woonachtige Johan niet-spelend lid en supporter. Voor zijn werk staat hij dagelijks op de vuilniswagen in de regio Den Haag. “Ik ben actief in alle dorpen en steden rondom Den Haag, van Wassenaar tot Delft. Jaren geleden begon ik als uitzendkracht in de gemeente Wassenaar. Na een fusie werk ik nu in dit gebied voor Avalex, met industrieterrein Hoornwijck aan de rand van Den Haag als onze standplaats is. We starten altijd vroeg in de ochtend, rond half 8, en gaan dan met z’n drieën op pad.”
Door het coronavirus zijn de werkdagen voor Johan wel enigszins veranderd. “Het is op de weg veel rustiger. Tegelijkertijd is er wat meer afval, aangezien mensen meer tijd thuis doorbrengen. We merken nu wel meer dat inwoners dankbaar zijn voor het werk dat we doen, aangezien we ze vaker tegenkomen. Zo zien we ook vaker kleine kinderen voor de ramen die naar ons zwaaien, dus dat is wel positief. En we zien minder ongeduld wat we in normale tijden soms in het verkeer tegenkomen. Dus ja, zo bekeken heeft deze crisis voor ons op dit gebied meer positiviteit gebracht.”
Toch hebben alle maatregelen wel z’n weerslag op het werk en de collega’s. “We zitten bijvoorbeeld niet meer bij elkaar in de kantine. Deze is dicht en de catering is weg, dus we trekken veel meer met z’n drieën op. We proberen het allemaal zo kleinschalig mogelijk te houden. Ook na afloop komen we niet bij elkaar met alle collega’s. Dat sociale samenzijn is wel een gemis. We kunnen dan vaak de dag van ons afpraten, zodat we in ons hoofd niks meer naar huis hoeven te nemen. Maar dat is nu even niet anders. We mogen gelukkig zijn dat het virus ons bedrijf nog niet heeft bereikt.”