Column Eric Jansen: Levi.
“De spits, een positie binnen het voetbal, bepalend voor de doelpunten die gemaakt worden en de punten die je pakt. Het is negen van de tien keer het eindpunt van een aanval, waarvan je hoopt dat de bal in het net belandt. Natuurlijk is een spits alleen niet voldoende. Een team van elf met noodzakelijke wissels zorgt elke week voor maximale inzet en strijd en probeert voetballend elke wedstrijd in winst om te zetten. Toch blijft het in huis hebben van een spits met scorend vermogen, een neusje voor de goal, de juiste plek binnen de zestien, dat ijzersterke aanspeelpunt, de ideale kopper, de buitengewone kaatser, de balvaste topper, de weergaloze passeerder, om maar eens wat te noemen, de uitdaging en de speler die elke club wil hebben.
Voetbal is van een spel met passie, puurheid, vechtlust voor en met elkaar, clubliefde, verwoorden tot een spel van geld, geld en geld. Bewijzen, inzet en loon naar werken zijn inmiddels bijzaak geworden. Money on the bank, een huis, een auto, het zijn inmiddels normale eisen en zaken geworden en je zou haast vergeten dat eer en trots om voor een club te voetballen ook belangrijk zijn. Nu durf ik te stellen dat voetballen met trots, passie, strijd en eer, altijd de boventoon moet voeren bij onze club. Dat daar betaald voor moet worden snap ik, maar wel in deze volgorde.
Wanneer je het onderwerp spits in een column bespreekt, ontkom je er niet aan om terug te gaan in de rijke historie van onze club. Ik beperk me in dit geval tot de laatste twintig jaar en wil jullie meenemen naar een tijd waarin geld ook belangrijk was, maar dat blauw-wit tocht echt de boventoon voerde. Wanneer je het over beleving en strijd had, denk ik terug aan de jaren dat Gunna de verdediging van menig club tot wanhoop dreef in zijn niet aflatende honger tot scoren en voorop gaan in strijd. Niet aflatend en altijd laten zien dat blauw-wit zijn cluppie was en is. Dat deed hij voor de club en voor ons.
In diezelfde tijd liep er in het centrum van de aanval ook de goedlachse kale dondersteen, Remco Torken. Kopsterk, lekker aanspeelpunt, ouwe Haagse sleurhut, niet vies van een stevig duel en een neusje voor de goal. Quick Boys-strijder en nog steeds een blauw-wit hart.
Een ander sieraad voor de club en een spits met een timing om te koppen tot kunst verheven, was Jeroen Ketting. Niet groot van stuk, maar moeilijk te verslaan in een kopduel, puik aanspeelpunt, balvast en de inhoud van een diesel. Altijd met respect naar de club en zijn supporters, prachtig.
Chima, wie? Chima, welcome in the thunderdome Onyeike, een gebouw, een sloper van menig defensie en goed voor een handvol KO’s na, al dan niet botsingen van ongelukkige aard. Voorop in de strijd, kaatser voor middenveld en buitenspelers, zoals het klassiek spitsenspel bedoeld is. Bal naar het zijkantje en dan inkoppen, simpeler kan het niet gemaakt worden. Hij was daar een meester in.
Jordy the barbarian Teijsse, een spits die in het kampioensjaar van de Hoofdklasse, negen duels met 1-0 besliste, een killer, een kilometervreter, robuust, vechtlustig, onverschrokken en een echte goalgetter, een winnaar. Zowel met de voet als het hoofd scorend, veel, heel veel.
Wat hebben deze spitsen nu eigenlijk gemeen? Voetbal is hun passie, natuurlijk verdienen ze er geld mee, maar wat maakt het nou dat zij in de voetbalamateurwereld uitzonderlijk waren? Ze waren het beginpunt qua strijd, beleving, een voorbeeld voor anderen, ze schaarden zich binnen topscoorders, maar hadden zoveel voetbalverstand dat ze ook wisten dat het zonder inzet, zonder voorzet en zonder een dieptepass van het middenveld, niks voorstelt.
Onderdeel van een team, nog vele malen belangrijker en een absolute levensles voor het huidige voetbal en zijn voetballers, trots, eer en willen knokken voor je mooie club en zijn trouwe aanhang. Zoals je vroeger ook een opvoeding had waarin nee ook echt nee was en niet de huidige viergranenknuppels opvoeding waarin homeopathisch verantwoord leidend is. Werken voor je geld, dat met plezier doen en genieten van zaken die ertoe doen. Dus zaterdag voetballen voor de mooiste club van Nederland met de trouwste en gekste aanhang in het amateurvoetbal, dat hadden deze spitsen met elkaar gemeen.
Weet je wie dat ook heeft? Levi. Levi wie? Die zoon van die keeperstrainer uit Noord hoor ik dan zeggen. Ik zeg néééé, dat is de enige echte spits die Quick Boys nu heeft, een Nar, een jongen die weet wat Gunna, Remco, Jeroen, Chima en Jordy bedoelden, voelden en elke zaterdag voor dat mooi blauw-wit deden. Levi ademt dat, snapt dat en voelt het in elke vezel van zijn lichaam, zijn ogen spreken Quick Boys, zijn strijd is epische Gunna-orde, zijn trots op de borst en zijn thuis is Nieuw Zuid.
Edwin weet het, zijn vader weet het en elke rechtschapen Nar weet het ook, Levi is een echte spits, een winnaar, trots, eer en passie voorop, dat is wat wij nodig hebben. Levi, je bent een zoon van Nieuw Zuid en Edwin: het is jouw spits, stel hem op, dat verdient hij.
Rest mij nog te zeggen: Arend, gekke broeder achter het doel, nooit meer een vulkoek, niet meer meerijden naar uitwedstrijden met ome Ronald en die kale, nooit meer gele kanarie roepen naar de scheids, te jong, te vroeg en zo eeuwig zonde. Rust zacht lieve jongen.”
Eric Jansen
Supporter Quick Boys 1