25 jaar later: aanvaller Edwin Otte
25 jaar geleden, in het seizoen 1991-1992, won Quick Boys liefst drie prijzen in één seizoen: het afdelingskampioenschap, het zaterdagsamateurkampioenschap en het algeheel amateurkampioenschap. Het was voor Quick Boys de eerste keer dat dat lukte; in het seizoen 2003-2004 werd het kunstje nog eens herhaald. In de serie ’25 jaar later’ kijken we terug met de hoofdrolspelers van destijds. Eerder spraken we met trainer Wim van Zwam en doelman Tom van der Niet. In het slotdeel van deze serie de topscorer van destijds: Edwin Otte (55).
Laten we bij het begin beginnen. In 1990 sloot je aan bij de selectie van Quick Boys. Op dat moment was je al bijna 30 jaar. Hoe kwam Quick Boys bij jou terecht?
“In 1989, toen ik nog bij RCH speelde, belde Arie de Vreugd vanuit Quick Boys mij op om een keer te komen praten. Mijn oude trainer Nick Stienstra zou het jaar daarna de trainer worden*, dus ik denk dat ik om die reden destijds ben benaderd.”
* Stienstra overleed in juni 1989 bij de SLM-ramp en werd daarom nooit trainer bij Quick Boys.
Toen je bij Quick Boys kwam had de club al meer dan twintig jaar geen hoofdprijs gewonnen. Kon je merken dat de club snakte naar nieuwe successen?
“Jazeker! Toen ik kwam was de club net geen kampioen geworden. Ik herinner me nog een wedstrijd uit de voorbereiding van het seizoen 1990-1991 tegen ADO Den Haag. Ik zat op de tribune, omdat coach Melbi Raboen nog met het oude elftal wilde spelen. We speelden een geweldige wedstrijd en ik dacht, als we met dit elftal geen kampioen worden, dan weet ik het ook niet meer.”
En dat kampioenschap lukte! Er werden direct twee hoofdprijzen gewonnen, gevolgd door een nóg beter seizoen met drie prijzen. Was jij de verlosser die Quick Boys nodig had?
“Ik laat het graag aan anderen over of ik de verlosser was. Zelf denk ik dat een heel hecht team met veel kwaliteit op elke positie de basis was voor het succes.”
Uiteindelijk was je bij Quick Boys actief tussen 1990 en 1994, waarbij het seizoen 1991-1992 de meest succesvolle was. Hoe kijk je terug op die tijd?
“Met een heel goed gevoel. Ik heb een geweldige tijd gehad met iedereen: bestuursleden, sponsoren en niet te vergeten de fantastische supporters. Altijd ging ik met plezier naar Katwijk toe om te spelen op een prachtig complex, met veel toeschouwers en een mooie vriendengroep. Wat mij betreft was het seizoen 1991-1992 het mooiste seizoen uit mijn carrière.”
In 1994 vertrok je naar zondagvierdeklasser DIO, waar Melbi Raboen (oud-Quick Boys) de trainer was. Was hij de reden hier naartoe te gaan?
“Niet per se. De reden voor mij was dat ik niet meer op zaterdag kon voetballen door mijn werk. Anders was ik zeker nog niet weggegaan bij Quick Boys. DIO wilde snel hogerop, haalde in 1994 elf nieuwe spelers en was een club waar ik eerder in het begin van mijn carrière al actief was.”
Na DIO was je nog actief voor SJC, waar je pas op 42-jarige leeftijd stopte met voetballen. Hoe heb je het zo lang volgehouden?
“Uiteindelijk stopte ik door een versleten knie. Voetbal was van jongs af aan mijn leven en ik ben er blij mee dat ik het zolang heb volgehouden.”
Volg je Quick Boys momenteel nog?
“Ja, ik volg het nog af en toe en kom ook wel eens kijken als het kan. Ik heb samen met mijn broer een bedrijf in binnen- en buiten zonwering en moet op zaterdag vaak werken, dus ik kom er niet heel vaak aan toe. Toch kijk ik nog steeds terug op een hele mooie tijd en ervaring. Ik ben er trots op dat ik bij zo’n mooie club heb mogen spelen!”