Column Willem Schuitemaker: Ik en de figuranten

“Helaas, we voetballen nog steeds niet. Door corona (en afgelopen week de sneeuw) ligt alles stil en het lijkt erop dat dit nog wel even doorzet. Ik had in mijn nieuwste column graag een situatie besproken die wij hadden meegemaakt bij bijv. een O21-team of van een wedstrijd van QB1. Daarom deze keer maar een fictieve en satirische column over een wedstrijd die nooit gespeeld is. Maar misschien wel een wedstrijd die zomaar op deze manier gespeeld zou kunnen worden. Veel leesplezier.

Wekenlang heb ik toegeleefd naar de derby. Ik ben er helemaal klaar voor, kom maar op. Voorbereiding tot in het extreme, alles wat ik van beide teams kon vinden op het internet heb ik in mij opgenomen. Ik heb zelfs overwogen om al eerder een wedstrijd van beide teams te gaan kijken. Maar dat ging me te ver, achteraf denk ik: had ik het nu maar wel gedaan. Onderweg in de auto ‘Eye of the Tiger’ op standje trommelvlies-beschadiging en een blik Red Bull. Ik sta op scherp. Bij aankomst ga ik direct naar de kleedkamer, geen zin in al die ouders, limonade en krioelende kinderen. Na een uitgebreide warming-up en inspectie van de teams is het bijna zover. Ik kijk nog één keer in de spiegel. Strakke kop, shirtje net een maatje te strak, maar hallo: ik doe niet de was thuis. Kaarten in de zak. De borstzak lekker los, dan zijn die kaarten er zo uit. Vandaag ga ik laten zien dat ik de baas ben.

Lopend naar het veld zie ik supporters van beide teams gezellig met een bakkie staan keuvelen. Maar dat zal snel anders zijn, het is immers derbytijd. Blauw-wit tegen oranje, dat betekent oorlog. De wedstrijd begint (helaas) rustig en ik sta al snel te kijken naar de bijzondere tactiek van beide teams. Collectief in de aanval en collectief in de verdediging, maar ik ga me niet aanpassen. Ik ben zo goed, ik steek met kop en schouders boven deze spelers uit. Zij passen zich maar aan mij aan. Na twee minuten zie ik in mijn ooghoek de coach van de thuisploeg in het veld staan. Direct onderbreek ik het spel en vraag hem het veld te verlaten. Hij doet net of hij mij niet begrijpt, maar hij weet dondersgoed wat ik bedoel. Oké, dan maar kwaadschiks. Alsjeblieft, de eerste gele kaart van de wedstrijd en als je zo doorgaat dan ga je maar naar de tribune. Spreekwoordelijk dan, want op dit bijveld staat er geen tribune. Eigenlijk te min voor een scheidsrechter van mijn allure. Een speler, klaarblijkelijk de zoon van de trainer, komt vragen wat er aan de hand is. Mond houden en wegwezen, anders ben jij de volgende in mijn boekje. Zo dat gaat lekker, ik kan me na 2 minuten al laten gelden, daar doe je het voor. Na tien minuten spelen een wedstrijdbepalende situatie. Na een schot van afstand komt de bal duidelijk eerst tegen de hand en dan in het gezicht van de speler. Huilend valt hij op de grond, maar ik trap niet in dat theater. Gele kaart en een vrije schop. ‘Moet je maar op ballet gaan stervende zwaan en niet op voetbal’ roep ik nog naar hem. Op dat moment loopt een vrouw het veld in naar de speler toe. Ik sommeer haar direct het veld te verlaten, anders staak ik de wedstrijd. Met de speler loopt ze het veld af en bijt mij nog even toe “doe eens normaal, het zijn maar kinderen hoor”. Waarop ik antwoord dat ze haar mond moet houden, achter het aanrecht moet gaan staan en dat de spelregels bepalen wat er gebeurt. Ik volg alleen maar de spelregels. Ik draai me om en daar staat ineens weer die coach. ‘Scheids, wat is er nou aan de hand?’ Die kerel ben ik dus helemaal zat, die had ik al gewaarschuwd. Ik geef hem een tweede gele en dus rode kaart. Langs de kant wordt het ook grimmiger, ouders die gaan elkaar te lijf. Heerlijk, derbysfeertje. En de spelers, die zijn maar gaan zitten of staan wat te huilen. Weet je, ik ben er klaar mee. Hier heb ik geen zin in en ik staak de wedstrijd.

Onderweg in de auto komt nog één keer die opmerking van die vrouw terug. Doe eens normaal, het zijn maar kinderen hoor. Zou ze dan toch? Nee joh, ik heb gelijk. Of toch? De derby van de Onder-11 is anders verlopen dan gehoopt. Een aantal weken later ga ik nog eens kijken, incognito natuurlijk, met een foute nepsnor en een grote zonnebril. Daar zie ik een meisje van 14 aan het fluiten, spelertjes die voor het plezier voetballen of bloempjes staan te plukken. Gewoon omdat het kan. En ouders gezellig langs de kant met een bakkie. Zo is voetbal bedoeld, zo kan het dus ook bedenk ik me dan. Stiekem heb ik toch wel wat geleerd.”